April, 2022
Interview met Yvonne Jagtenberg
Yvonne Jagtenberg (1967) was een paar jaar werkzaam in de beeldende kunst, voordat ze de overstap maakte naar het schrijven en illustreren van kinderboeken. En met succes: in 2002 ontving ze het Charlotte Köhler Stipendium voor haar gehele oeuvre. Je kent vast de boeken over Hondje of Balotje. Hondje, de enige echte werd verkozen tot een van de Best Verzorgde Boeken 2016 én bekroond met het Zilveren Penseel 2016. Ook maakte Yvonne het prentenboek Mijn wonderlijke oom, waar ze in 2019 een Gouden Penseel voor ontving, én Hup Herman!, waar ze in 2020 een Gouden Penseel voor heeft gekregen. Twee opeenvolgende jaren het Gouden Penseel winnen is echt heel bijzonder . En dan schrijft ze ook nog scenario’s voor films en documentaires, o.a. voor het tv-programma Het uur van de wolf.
De bijzondere personages van Yvonne Jagtenberg zijn stoer, lekker eigenwijs, helemaal zichzelf en altijd recht voor z’n raap. Neem bijvoorbeeld het hangbuikzwijn Herman, dat in Kop op, Herman! de blues heeft. Of Meisje Geit dat Pippi niet is, maar wel een stoere meisjesgeit die kan schrijven (Ik ben Pippi niet!). Yvonne’s signature zien we ook terug in haar jeugdboek Wandert – De laatste jongen die naar zijn ouders luisterde. Wederom een volkomen origineel verhaal, nu over een eigenzinnige jongen die het maar moeilijk heeft met z’n ouders. Toch weet hij met humor alle zware dingen licht te maken.
Waar haal je je inspiratie voor het illustreren vandaan?
Hoe dat precies werkt in mijn hoofd weet ik niet. Maar ineens is het er. Een idee. Als een toevallige ontmoeting op straat, het komt voorbij en soms blijft het hangen. Vaak moet het daarna nog rijpen. En soms moet iets héél vaak voorbijkomen voordat ik er wat mee doe. Ik studeer eigenlijk ook niet veel op een karakter, wanneer ik ga tekenen weet ik precies hoe het eruit moet zien. Dus moet ik net zolang blijven tekenen tot het klopt met wat ik in mijn hoofd had.
Hoe ging dat bij 'Klein Geitje kan alles' en 'Klein Geitje en Bruin Bokje' die onlangs verschenen?
Ik wilde iets met een kleine witte geit maken. Een geit met de eigenschappen van een peuter. Toen het werk af was en ik het bijna op de bus wilde doen naar de uitgever vond ik dat witte niet meer passen. Ik heb er daarom een zwarte lakenvelder geit van gemaakt. Dat paste beter bij het karakter van deze Kleine geit.
Wat maakt deze boekjes zo bijzonder?
Ik denk dat ze herkenbaar zijn voor kind en ouder. Klein geitje heeft dezelfde eigenwijze eigenschappen als een peuter. De boekjes zijn niet moraliserend of belerend maar vooral humoristisch en relativerend: ja, zo doen kleine peuters… eh… geiten dat!
Waarom heb je voor dit vak gekozen?
Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik bewust heb gekozen, maar meer dat het voorbestemd was. Ik was een spelend kind. Een die ervan hield toneelstukjes te spelen, te tekenen en te schrijven. Ik ben altijd een maker geweest. Mijn interesse in de jeugdliteratuur samen met de ondergrond van mijn beide studies (pabo en kunstopleiding Artez) maken dat ik hier uitkwam. Mijn levensvisie kan ik mooi kwijt in mijn verhalen en wat nog veel belangrijker is: al die jaren heb ik me nog nooit een dag verveeld!
Wat wilde je vroeger als kind worden?
Ik wilde toneelspeler worden. Maar ik vond mezelf niet knap genoeg en de hele dag met andere mensen in de weer leek me ook best vermoeiend. Ik hou van de rust die gepaard gaat met het bedenken en maken van dingen. Hoewel ik graag grappen maak, hou ik van het vak waarbij je naar binnen keert in plaats van naar buiten. Dat mijn boeken daarna de wereld ingaan zonder mij, vind ik fijn.
Wat zijn je plannen voor de nabije toekomst?
Ik leef in het nu. Toekomst is voor mij een week vooruit. Plannen zijn er altijd wel en meestal te veel. Wat ik allemaal nog kan maken weet ik niet. Maar dát ik blijf maken weet ik wel. In welke vorm dan ook.