Mei, 2023
Interview met Loes Riphagen
Loes Riphagen (1983) groeide op tussen de dieren op een boerderij in Oene, een klein dorp op de Veluwe. Ze studeerde aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam, verhuisde toen naar Amsterdam om uiteindelijk met dochter en vriend weer naar het platteland te gaan. Ze debuteerde in 2008 met haar boek Slaapkamernachtdieren en inmiddels heeft ze meer dan 20 boeken op haar naam staan. Loes wordt in binnen- en buitenland alom geprezen om haar prachtige illustraties, gevoel voor detail én humor. Ze valt niet alleen op bij het publiek en de pers maar ook bij jury’s, getuige de vele prijzen die ze heeft gewonnen. Het Prentenboek van het Jaar 2021 voor Coco kan het! is er slechts één van.
Waar haal je je inspiratie voor het schrijven en illustreren vandaan?
Elk boek heeft zijn eigen proces. Soms begint een idee met een mooie tekening die ik graag wil maken. Soms met een grap. En soms door iets wat mijn dochter zegt of doet. Zij is precies de doelgroep van mijn boeken dus ik zie bij haar goed welke grappen ze leuk vindt en wat haar aanspreekt. Ik kan niet precies zeggen wat ik moet doen om de inspiratie te krijgen die ik zoek om een boek te maken omdat de inspiratie steeds op een andere manier komt. Soms floept een idee zo in mijn hoofd, meestal op een moment dat ik het helemaal niet verwacht. Elk boek ontstaat altijd helemaal op zijn eigen manier. Bij mijn boek Coco kan het! begon het bijvoorbeeld bij de tekening van de voorkant van het omslag – die wilde ik heel graag precies zo maken. Dit beeld leek me een mooi beeld. Toen ik de tekening af had, zag ik dat hier een heel verhaal bij hoorde.
Ik schrijf alle ideeën die ik krijg in mijn schetsboeken, hoe klein ze ook zijn. Zo heb ik mijn eigen ideeënbibliotheek. Soms wordt zo’n heel klein opgeschreven zinnetje ineens een heel boek. Want altijd als ik aan een nieuw project begin, lees ik eerst al mijn ideeën terug. Dat geeft me meteen weer nieuwe inspiratie.
Hoe ging dat bij 'Het Kabouterboek'?
Het Kabouterboek is een boek dat ik altijd al wilde maken. Als kind was ik veel met kabouters bezig. Mijn moeder zei altijd als ik iets kwijt was: ‘Dat hebben de kabouters gedaan! Ik ben opgegroeid op een boerderij in de buurt van het bos en was altijd op zoek naar aanwijzingen dat ze echt bestonden. Iedereen weet hoe een kabouter eruitziet en er zijn veel mensen die echt geloven dat ze bestaan. Ik heb bijvoorbeeld een hele serieuze oom. Een oom die nóóit grapjes maakt. Hij heeft me verteld dat hij een echte kabouter heeft gezien toen hij elf jaar oud was. Die kabouter zat in de boom toen hij van school naar huis liep. Ik geloof hem. Deze oom zou nooit zoiets verzinnen. Dit zette mij aan het denken. Kabouters zijn over de hele wereld bekend. Het verhaal van hun bestaan leeft al eeuwen onder de mensen. Ze bestaan misschien wel echt?! Ik ben dit gaan onderzoeken. En het verhaal van mijn oom blijkt werkelijk waar. Kabouters bestaan!
Als je zoiets ontdekt dan moet je er natuurlijk een boek over maken. Het is namelijk wel helemaal anders dan je denkt. De meeste kabouters wonen allang niet meer in het bos. Ze wonen in dorpen en steden. Tussen vloeren en muren is heel veel ruimte. Die ruimte gebruiken zij.
In Het Kabouterboek ontmoet je Kik. Kik is een kleuterkabouter die je een dag meeneemt in zijn leven. Zo leer je van alles over hem, zijn familie, vrienden en huisdieren. Hoe ziet zijn kamer eruit? Wat zijn zijn lievelingsspullen? Hij leert je over het verzamelen van voorwerpen, en hoe je een kaboutermuts maakt. Hij gaat naar school en naar de dokter. Hij laat je zien wat zijn lievelingseten is. En er is nog zoveel meer!
Het idee om Het Kabouterboek te maken kreeg ik ongeveer 6 jaar geleden. Ik had net mijn dochter Coco gekregen en maakte veel wandelingetjes door de binnenstad van Amsterdam waar ik op dat moment woonde. Ineens viel me op dat er overal kabouteringangen te ontdekken zijn. De kabouteringangen die je in het boek ziet heb ik werkelijk gezien. Ik verzin dit niet!
En als je eenmaal de aanwijzingen van hun bestaan ziet, dan zie je ze overal. Ik ben op onderzoek gegaan en vond zeer veel aanwijzingen van hun bestaan. Maar om dit alles zo uitgebreid te tekenen en op te schrijven zou me jaren gaan kosten. Na het krijgen van mijn dochter wilde ik eerst een wat minder ingewikkeld project maken. Dus toen heb ik eerst Coco kan het! gemaakt. Maar tussendoor bleef ik aan mijn kabouterencyclopedie doorwerken. Pas vier boeken later was ik eraan toe om me volledig aan de kabouters toe te wijden en mezelf volledig te verliezen in hun wereld.
Wat maakt het boek zo bijzonder?
Ik heb dit boek met heel veel plezier gemaakt. Het was mijn leukste project ooit. Het Kabouterboek is het beste wat ik op dit moment kan. Ik heb echt alles gegeven om dit boek zo goed mogelijk te maken. Naar mijn idee komt alles wat ik ooit gedaan, geleerd en gemaakt heb samen in dit project. Het is eigenlijk een heel persoonlijk project geworden.
Ik had zoveel leuke dingen om over na te denken. Wat doen kabouters met onze spullen? Wat is logisch? Waar zou een kabouter een frisdrankdop of paperclip voor gebruiken? Wat kun je met een paardenbloem doen? En hoe zien ingangen naar een kabouterhuis eruit? Ik geloof er nu zelf in. Voor mij voelt het alsof ik nieuwe vrienden heb gemaakt. Wat een lieve, grappige wezens, die kabouters!
Ik wilde echt een boek maken dat ik als kind fantastisch had gevonden. Als ik een nieuw project begin, denk ik goed na wat ik als doel heb en wat ik allemaal in het boek wil hebben. En waar ligt mijn kracht, waar ben ik op dit moment goed in? Voor Het Kabouterboek heb ik zoveel mogelijk rekening gehouden met al deze punten, zodat ik een origineel boek kon maken dat heel goed bij de doelgroep past. Door de onderwerpen en karakters kunnen kleuters zich goed inleven in het verhaal.
Ik wilde een sterk, lief, eigenwijs karakter dat dingen meemaakt die herkenbaar en aansprekend zijn voor de doelgroep. De gebeurtenissen beeld ik uit in grote gedetailleerde zoekplaten waarop je steeds iets nieuws kunt herkennen. Een modern, fris boek, helemaal van deze tijd. Met veel humor.
Maar ik vind het ook heel leuk om kinderen te inspireren. Bijvoorbeeld met de plaat waar ik uitleg hoe een kabouter een muts maakt. Ik hoop dat kinderen dat zelf gaan proberen. En misschien gaan ze ook een huisje maken van gevonden spulletjes. Ik had dat als kind zeker gedaan! En nu trouwens nog steeds. Want ik moest natuurlijk testen of het allemaal klopt wat ik opschrijf. Dus die kaboutermutsjes heb ik gemaakt.
Ik heb de kabouter echt in onze wereld geplaatst. De aanwijzingen dat er een kabouter in je huis woont of in de buurt is geweest zijn overal. Er opent een nieuwe wereld voor je.
Waarom heb je voor dit vak gekozen?
Vroeger als kind kon ik niet beter tekenen dan andere kinderen. Ik was wel altijd heel veel aan het knutselen. Ik maakte kleine poppenhuisjes in theedoosjes met alle spulletjes die ik kon vinden. Mijn vader had soms een groot gat in zijn geitenwollensok omdat ik dat stukje stof net nodig had voor een warm dekentje in mijn zelfgemaakte poppenhuisje. En voor al mijn trollen naaide ik zelf kleertjes. Toen ik op de middelbare school kwam, viel ineens op dat ik heel goed kon tekenen. Mijn tekenlerares zei toen: ‘Loes, jij moet naar de kunstacademie.’ En dat leek me fantastisch. Dus dat heb ik gedaan. Ik ben naar de Willem de Kooning Academie in Rotterdam gegaan. Eigenlijk wilde ik altijd al doen wat ik nu doe. Mijn afstudeerproject was mijn allereerste prentenboek Slaapkamernachtdieren (uitgeverij de Fontein). Ik vind mijn vak fantastisch leuk. Het is heel erg afwisselend. En het is natuurlijk fantastisch dat alles zo goed gaat en dat ik de hele dag mag doen wat ik het allerleukste vind.
Wat wilde je vroeger als kind worden?
Ik wilde heel graag ballerina en archeoloog worden. Ik heb nooit van mijn leven op ballet gezeten, maar ik vond de tutu’s zo mooi. En archeoloog worden is ook niet gelukt, Ik deed havo en om archeoloog te worden moest je naar het gymnasium. Maar op het moment ben ik amateurpaleontoloog en ik heb laatst voor mijn dochter een tutu gekocht.
Wat zie je graag in de toekomst gebeuren?
Ik kijk niet zo ver vooruit. Ik heb altijd wel plannen en leuke ideeën om te maken maar ik leef heel erg in het moment. Eigenlijk is alles wat ik wilde al gelukt. Helemaal nu mijn kabouterboek er is, vind ik het lastig om meteen weer een nieuw toekomstdoel te bedenken. Maar ik wil nog een heleboel mooie boeken maken. En dan eens in de zoveel jaren ga ik weer de tijd nemen om heel lang aan iets heel speciaals te werken, zoals Het Kabouterboek.